Het miezerde. Zo’n pissig regentje dat doet denken aan schuifelende mensen op het kerkhof, weggedoken onder paraplu’s , die steunend en snotterend tegen hun familie aanschurken om hun lichaamswarmte op peil te houden. Een weer waar geen mens het in zijn hoofd haalt om zijn haar te laten kortwieken. Bij mij moest het gebeuren. Ik had het al veel te lang uitgesteld.
Ik heb een grondige hekel aan afspraken en stapte impulsief een nieuwe kapperszaak binnen, aan de rand van het centrum. De kapper, een afgeborstelde jonge man, had er duidelijk zin in. Met een genereus gebaar mocht ik onmiddellijk plaats nemen. Naast mij zat een vrouw met druppende sportschoenen. Ik kon de regen ruiken. Met een brede zwaai van het kappersjasje, goochelde hij haar natte dijen en vochtige heuvels weg. Ik voelde me direct een stuk comfortabeler, en concentreerde me op even verplicht niksen. Drie klanten, twee kappers. Ik had het goed ingeschat.
‘Toch slecht weer he mevrouw?’ Het klonk enthousiast en vreemd positief.
‘Ik vind het prima zo.’ En ze zuchtte haar laatste kilometers weg.
Drie heftige knikjes met hoogopgetrokken wenkbrauwen alsof hij haar volkomen begreep. Hij grabbelde in het gitzwarte rolwagentje naast hem.
‘Is het voor jullie goed dat ik het met deze schaar doe? Ik heb me nogal moeten haasten en heb mijn eigen kleine vergeten in onze andere zaak.’ Hij knipte en knipte in het luchtledige alsof hij ons wou overtuigen van de degelijkheid van het instrument ad interim.
Ik vroeg me af of ik moest antwoorden. Inspraak is een mooi principe, maar ik heb me nooit in scharen verdiept en ken alleen het verschil tussen een haagschaar en een nagelschaartje. Ik hoopte even dat de vrouw ervaringsdeskundige was, chirurg of naaister of zo, maar ze keek naar het plasje onder haar stoel alsof ze bang was dat er nog meer van dat zou komen en gooide eruit: ‘Als ’t maar vlug geknipt is.’
Ik vermoedde dat de man een bijkomende opleiding voor moeizame gesprekken gevolgd had want hij knikte weer enthousiast alsof de vrouw het enige juiste antwoord op de vraag gegeven had.
Enkele minuten ging het goed.
‘En, al plannen voor de feestdagen?’ Het knippen viel stil.
Het leek even of hij haar ging uitnodigen voor een date. De vrouw in de spiegel keek hem aan met een gezicht van - wat interesseren jou mijn plannen - en zei droogweg: ‘Ik vind dat feesten maar niks.’ Hij ging verder alsof zij op dezelfde golflengte zat.
‘Ik heb er al drie achter de rug, nog twee te gaan.’ Knip, knip.’ Het klonk gewichtig. Of het optredens waren die hij geboekt had.
‘En den deze zorgt altijd voor een quizvraag.’ Met zijn duim in het oog van de schaar, tikte hij op zijn borst. ‘Elke keer pik ik er de slimste uit. En dan vraag ik …’
Hij lachte geamuseerd, hield zijn hoofd schuin en kneep zijn ogen tot spleetjes. De vrouw fronste de wenkbrauwen en keek op haar sporthorloge.
‘Wat weegt het zwaarst: een kilogram pluimen of een kilogram lood?’ Hij was bloedserieus. Gniffelend keek hij in de spiegel voor hem, liet enkele seconden wegtikken, wierp dan een vragende blik naar mij.
Stilte.
Hij meent het, mijn god, hij meent het echt! dacht ik. Toen wees hij met de punt van de schaar in de richting van zijn collega, een lange magere man die zijn klant millimeterde.
‘He, Stevy, weet jij wat het zwaarst is, een kilogram pluimen of een kilogram lood?’
Stevy stopte, dacht diep na, knipte even verder, beet op zijn lip, schudde zijn hoofd.
‘Mijn hersens willen niet mee vandaag, Patrick.’ Een zangerig accent. Vast uit de streek waar alles wat trager gaat.
De entertainer monkelde, glimlachte fijntjes.
‘Je ziet ‘t, jullie zijn niet alleen, hij daar weet het ook niet.’ En Patrick draaide zijn hoofd in de richting van de andere quizkandidaat. Die zoog nu op zijn linker pink en staarde in het rechteroor van zijn klant alsof hij hoopte dat de oplossing van het raadsel hier kon gevonden worden.
‘Ja, zo doe ik dat dan. Elke keer.’
Licht en vrolijk klapwiekte de schaar door de haren.
‘Zoek het maar op, een kilogram pluimen en een kilogram lood. Hij articuleerde het sleutelwoord alsof hij voor een zaal slechthorenden sprak.
Ik keek naar de vrouw. We glimlachten.
Ik had het goed ingeschat. Een bloot hoofd voor wat simpel geluk.