Soms schrijf ik.
Kristin van Camp

Handen wassen

Hij leek wat op professor Gobelijn, met dat witte haar. Maar dan veel strenger. En hij vergiste zich nooit.

Ik stond op een laag, houten krukje. Hij stond naast mij. Traag knoopte hij zijn blinkende manchetknopen los, opende het keukenkastje boven de gootsteen, nam er een gebloemd porseleinen schaaltje uit en zette het achter hem op de houten tafel. Twee keer klingelde de C van Charel in het kommetje. Twee keer een vrolijk geluid. Ik wou de knopen liefst zelf nog eens, van hoger dan, in het schoteltje laten vallen, maar voelde wel dat hij dat nu, op dit moment, niet fijn zou vinden.

‘Je hebt toch al wel gehoord van bacteriën,’ zei hij.

Hij keek me streng aan en maakte ondertussen vier grote omslagen aan zijn linkermouw, dan vier even grote aan zijn rechtermouw.

Ik keek naar het witter dan wit, dat hemd werd en strak was weggestopt in de grijze flanellen broek. Ik zei hem na: ‘Bacteriën.’

Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Bacteriën zijn hele kleine venijnige beestjes. Ze zitten overal. Je kan ze niet zien, ook niet met je vergrootglas. Ze maken je ziek en je kan er zelfs van doodgaan. Het enige wat je ertegen kan doen, is je handen wassen op de juiste manier.’

Hij stroopte de mouwen van mijn pull op tot hoog boven mijn ellebogen en draaide het wieltje van de kraan een heel klein beetje naar links. Een dun straaltje water gleed in de marmeren pompbak en verdween in de gaatjes van het afvoerdopje. Hij hield zijn handen enkele seconden onder de straal, nam de hoekige blok zeep uit het bakje en liet ze rondtollen in beide handen. Telkens opnieuw kon ik Sunlight lezen, tot grote bellen schuim de letters bestopten.

De zeep werd weggelegd. Hij ging achter mij staan. Mijn handen verdwenen in de zijne en als een touwtjespop wreef hij mijn handpalmen tegen elkaar, strengelde mijn vingers in bidhouding, liet me het schuim uitstrijken over mijn bovenkant met de kneukels en dan via de polsen tot aan de ellebogen.

‘Nu jij alleen’, zei hij, ‘wrijven, wrijven, wrijven en dan spoelen.’

De kraan werd verder opengedraaid. Ik stond op de tippen van mijn tenen. Het water spatte op mijn handen, spetterde tussen mijn vingers, gleed koud en nat tot aan mijn ellebogen, onder mijn pull tot in mijn oksels. Hij sloot de kraan en nam een handdoek.

Ik zal het wel goed gedaan hebben, want mijn nonkel Charel zag er content uit. Hij riep: ‘Alle bacteriën weg!’ Ik zou dus nooit meer ziek worden, of doodgaan. Ik keek naar mijn droge voeten, voelde mijn droge rug, benen en buik en twijfelde.

De moeder van Achilles had hem beter ook helemaal in de rivier gedompeld, dacht ik later.

Over Kristin

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Sed varius lacus in enim suscipit, eget rhoncus ex porta. Cras ac elit metus. Aenean quis risus velit. Curabitur a dolor quis eros rhoncus malesuada. Nunc maximus sodales iaculis. Maecenas hendrerit id nisi in malesuada. Pellentesque gravida accumsan ultricies. Suspendisse viverra eget elit at laoreet. Pellentesque massa felis, dictum a tincidunt tempor, ultrices
Stuur me een mailtje

Lieve berichtjes

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *