Ze trekt de deur achter zich dicht.
De Boosere had gelijk, wat een mist, denkt ze en ze knoopt haar duffelcoat dicht tot onder haar kin. De Dijle ligt er zwart en donker bij. Grimmige silhouetten staan met gespreide armen roerloos in het water. Gedumpte fietswrakken. Dat gebeurt als je niet meer voldoet. Ze zucht en stapt wat vlugger in de richting van het centrum. Nog een laatste kerstcadeautje. In de Rattemanspoort leunt een schaduw tegen een overvolle vuilbak en prutst rochelend aan zijn gulp. Hij roept iets over haar kont. Ze kijkt vlug de andere kant uit en versnelt haar pas. Charles Burns signeert zijn laatste strip Black Hole en ze wil zeker niet te laat komen.
In de Parijsstraat zijn de huisnummers verlicht: een, nog eens een, dan twee, drie, vijf, acht, dertien, eenentwintig, vierendertig, vijfenvijftig, achtennegentig, honderdvierenveertig … Witzwarte getallen met een zachte gloed staren haar aan. Bizar, zo’n kerstverlichting, denkt ze, en de nummering houdt geen steek. Ze rilt. Een onbehaaglijk gevoel bekruipt haar. De straat ligt er verlaten bij. Vreemd, op Facebook had men gewaarschuwd voor lange wachttijden. Het zal door het weer komen, denkt ze, en het is ook al vrij laat. Ze kijkt op haar uurwerk: 17.45uur. De klok van de St. Pieterskerk slaat acht. Acht? Weer verkeerd geteld. Tussen de uitgestalde strips in de etalage branden ouderwetse witte kaarsen. Ze aarzelt, duwt dan de deur van Het Besloten Land open. Achteraan in het schemerdonker zit hij, Charles Burns , futloos voorovergebogen. Het zijn ook zware dagen voor hem. Ze kucht even ongemakkelijk.
Langzaam heft hij zijn hoofd. Slierten haar kleven tegen zijn slapen, zijn ogen zijn wijd opengesperd en roodomrand. Hij wil iets zeggen, verkrampt dan.
Ze slikt.
Met kleine dichte steekjes van gitzwart garen zijn de lippen vastgehecht tot een dunne streep.
Ze deinst achteruit, ziet dan zijn trillende handen. Ze omklemmen een wit perkamenten blad met zwarte letters. Wil je gesigneerde boeken, GA beneden.
Als een onzichtbare macht duwen de dwingende letters haar de trappen af naar de kelderverdieping. Een doordringende geur van rioolwater doet haar kokhalzen.
Vanuit het aardedonker schittert een enkele spot op een waaier van Black Holes. Ze graait een strip van de tafel, denkt opgelucht hoe subliem alles in scene gezet is en haast zich naar de trappen. Plots knallen twee verblindende lichtbundels tegen de muur. Een man met pruik en baard troont in de ene lichtbundel op een gigantische stapel boeken. Hij kijkt haar aan, streng als een rechter. Ze huivert. Naast hem, in de projectie van de andere straal, een opengeslagen boek Neue Lehre von den Proportionen des menschlichen Korpers. Adolf Zeising 1854. Daarnaast sinistere tekeningen van skeletten en getallen, getallen, getallen. Haar mond is kurkdroog, haar oren suizen. Ze wil weg. Langzaam draait ze zich om, voelt zijn blik als een priem in haar rug. Voetje voor voetje schuifelt ze naar de deur. Dan ziet ze hen. Uit alle donkere hoeken glijden spiraalvormige wezens naar haar toe. Paniek gulpt uit haar lijf, sijpelt warm langs haar benen. Ze draaien zich rond haar nek, hechten zich met hun kleverige tentakels, grijpen, zuigen zich vast en duwen haar door buisvormige toestellen. Tellers ratelen en getallen komen en gaan als bliksemschichten. Ze ziet hoe infrarode stralen strepen trekken van haar navel tot haar elleboog, van haar voet tot haar navel, van haar elleboog tot haar hand. Getallen worden sissend doorgeseind.
Even wordt het stil.
Dan een ijzige stem: ‘Ongeschikt. Laatste poging.’
Ze spuwt en krijst, hoort haar eigen dierlijk geluid en slaat wild om zich heen. Ze voelt hun wurgende greep . De boektitels van de getroonde tiran beginnen te schemeren voor haar ogen. De spiraal van Fibonacci, Het esthetisch ideaal, De Gulden snede. Ze wordt vastgesnoerd, ziet een gigantische deegrol op zich afkomen, voelt hoe alle lucht met kracht uit haar lijf wordt geperst, hoort haar ribben kraken. Ze bestaat alleen uit pijn. En getallen.
‘Ongeschikt. Afvoeren.’
De vloer onder haar opent zich. Zachtjes glijdt ze in het gitzwarte gat.
Ergens in de Dijle knippert een fietslicht.